21 september 2023
|

Belastingplan 2024

Op Prinsjesdag heeft het (demissionaire) kabinet het Belastingplan 2024 en aanvullende wetsvoorstellen bekend gemaakt. Veelal betreft het al eerder aangekondigde voorstellen. Hierna worden de belangrijkste voorstellen voor beleggers en ondernemers in vastgoed uitgelicht.

ONDERNEMINGEN

Bij overheidsingrijpen ruimere HIR

Via de herinvesteringsreserve (HIR) is belastingheffing over een boekwinst onder voorwaarden uit te stellen. Na 2024 vindt een verruiming van de voorwaarden plaats. Daardoor kan een IB-ondernemer na een door de overheid gedwongen gedeeltelijke staking van de ene onderneming ook een HIR vormen in een andere, al bestaande onderneming. De eis van het herinvesteringsvoornemen blijft bestaan.

Conserverende aanslag excessief lenen

Bij emigratie kan een conserverende aanslag worden opgelegd om een belastingclaim die in Nederland is ontstaan veilig te stellen. Als een aandeelhouder emigreert, een conserverende aanslag met uitstel van betaling ontvangt en na emigratie bovenmatig (excessief) van een nieuwe buitenlandse vennootschap leent, kan dit het uitstel van betaling beëindigen voor de eerder voor de andere vennootschap opgelegde conserverende aanslag. Voorgesteld wordt de wet hierop aan te passen, met als doel dat invordering van de conserverende aanslag alleen plaatsvindt indien en voor zover bovenmatig (excessief) wordt geleend van een vennootschap waarop de conserverende aanslag betrekking heeft en de schuldtoename niet al eerder het uitstel van betaling heeft beëindigd.

Nieuwe voorwaarde voor fgr

Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fonds als zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig (non-transparant) fonds voor gemene rekening (fgr) kwalificeert.

Een fonds kwalificeert als fgr wanneer het fonds kan worden aangemerkt als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1:1 Wft; én er sprake is van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Een niet kwalificerend fonds is fiscaal transparant en de vermogensbestanddelen worden daarbij toegerekend aan de belegger en rechtstreeks bij de participanten belast met inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Bestaande familiefondsen zullen hierdoor niet langer als fgr worden aangemerkt en dus niet langer zelfstandig belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting.

Zonder overgangsrecht leidt dat bij het fonds tot (eind)afrekening over de fictieve winst. Er wordt een doorschuiffaciliteit ingevoerd, waarmee de belastingheffing wordt uitgesteld. Als de doorschuiffaciliteit niet kan worden toegepast, dan kan mogelijk gebruik worden gemaakt van een betalingsfaciliteit. De betaling kan dan worden gespreid over een periode van tien jaar. Het overgangsrecht bevat ook een aandelenfusiefaciliteit voor bepaalde deelgerechtigden en een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting.

De invoering van de nieuwe definitie kan reden zijn voor de Belastingdienst om een vaststellingsovereenkomst (ATR) te beëindigen. Als de ATR ook op andere onderwerpen ziet, blijft de ATR in zoverre in stand zonder een schriftelijk verzoek.

Kwalificatie buitenlandse rechtsvormen

Als rechtsvormen in Nederland anders worden behandeld dan in het buitenland, kan dat leiden tot ongewenste situaties zoals dubbele belasting of dubbele aftrek. Om die situaties zoveel mogelijk te voorkomen, worden (buitenlandse) rechtsvormen in beginsel beoordeeld op basis van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Dit wordt nu wettelijk vastgelegd. Volgens deze methode worden bepaalde civielrechtelijke kenmerken van buitenlandse rechtsvormen vergeleken met die van Nederlandse rechtsvormen om die buitenlandse rechtsvormen vervolgens voor de Nederlandse belastingheffing op dezelfde manier te behandelen. Er komen nieuwe regels voor niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen.

Vervallen belastingplicht open cv

Nu kan een commanditaire vennootschap (cv) open of besloten zijn. Als alle vennoten toestemming moeten geven voor het toetreden of vervangen van een commanditaire vennoot, is er sprake van een besloten cv en wordt het resultaat bij de vennoten belast. In alle overige gevallen is er sprake van een open cv en wordt het resultaat bij de cv met vennootschapsbelasting belast. Dit onderscheid is niet in overeenstemming met de wetgeving in andere landen en komt daarom te vervallen: vanaf 1 januari 2025 zijn open cv’s in beginsel niet meer zelfstandig belastingplichtig, maar wordt het resultaat bij de vennoten van die cv belast.

Er is overgangsrecht aangekondigd om ongewenste fiscale gevolgen van deze wijziging te voorkomen voor open cv’s die vóór Prinsjesdag zijn opgericht.

Fbi-regime bij beleggen in vastgoed

Vanaf 1 januari 2025 komt een lichaam dat direct belegt in vastgoed niet meer in aanmerking voor toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) (0% vennootschapsbelasting). De winst van zo’n lichaam wordt daardoor belast tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief. De aanpassing kan voor de Belastingdienst reden zijn om een bestaande vaststellingsovereenkomst (ATR) te beëindigen. De ATR blijft echter in stand voor onderwerpen waarop de nieuwe definitie van de fbi geen invloed heeft.

Als beleggers in fbi’s met Nederlands vastgoed fiscaal neutraal willen blijven beleggen, is er de mogelijkheid om te herstructureren. Dit kan onder meer door het vastgoed onder te brengen in een voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant lichaam. In dat laatste geval kan dat vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025 onder voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting geschieden.

Afbouw zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt verder afgebouwd en gaat van € 5.030 euro in 2023 naar uiteindelijk
€ 900 in 2027. In 2024 bedraagt de aftrek € 3.750.

Wijziging box 2 tarief

Het huidige box 2-tarief bedraagt 26,9%. Per 2024 krijgt box 2 twee schijven. De eerste schijf belast tot € 67.000 aan box 2-inkomsten per persoon tegen een tarief van 24,5% en voor de tweede schijf geldt een tarief van 31% over het meerdere.

Verdere inperking 30% regeling voor expats

Het loon waarvoor expats de 30%-regeling kunnen toepassen wordt gemaximeerd tot de Balkenende-norm (€ 223.000 in 2023). Er is een overgangsregeling voor per eind 2022 bestaande situaties.

Invoering bronbelasting laag belaste landen

Er komt een aanvullende bronbelasting op dividenden naar landen met een winstbelastingtarief van minder dan 9% en naar landen die op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staan, wordt bronbelasting ingehouden.

BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN

BOR

Als ondernemingsvermogen wordt overgedragen, kan dat tot heffing van inkomsten-, schenk- en/of erfbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de erf- of schenkbelasting, dan wel van diverse doorschuifregelingen (DSR) voor de inkomstenbelasting voor zover sprake is van ondernemingsvermogen. Daardoor is (een deel van) de verkrijging voor de erf- of schenkbelasting vrijgesteld en wordt de heffing van inkomstenbelasting uitgesteld.

In het Belastingplan zijn enkele voorstellen tot aanpassing van de BOR en/of DSR opgenomen:

  1. Afschaffing van de doelmatigheidsmarge per 1 januari 2025 voor de BOR en voor de DSR op een later moment. Hierdoor zal het niet meer mogelijk zijn om de BOR en DSR op beleggingsvermogen toe te passen, als het beleggingsvermogen maximaal 5% van het ondernemingsvermogen bedraagt.
  2. Momenteel wordt keuzevermogen (zakelijk gebruik tussen 10% en 90%) volledig aangemerkt als ondernemingsvermogen, waardoor een beroep op de BOR en DSR voor keuzevermogen voor 100% mogelijk is. Voorgesteld wordt om per 1 januari 2025 enkel het deel van het bedrijfsmiddel dat zakelijk wordt gebruikt als ondernemingsvermogen voor de BOR en de DSR aan te merken.
  3. Vanaf 2024 wordt verhuurd vastgoed altijd aangemerkt als beleggingsvermogen, waardoor de BOR en de DSR per definitie niet meer van toepassing zijn. Kortdurende terbeschikkingstelling, zoals bijvoorbeeld bij hotelkamers, valt niet onder de voorgestelde maatregel.
  4. De DSR kan op dit moment alleen worden toegepast als de bedrijfsopvolger al minimaal 36 maanden in dienst is van de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken. Voorgesteld is om deze dienstbetrekkingseis met ingang van 2025 te laten vervallen.
  5. Invoering van een minimumleeftijd in te voeren voor de verkrijger die een onderneming geschonken krijgt. Alleen als de verkrijger minimaal 21 jaar is, kunnen de DSR en de BOR worden toegepast. Bij overlijden is deze uitzondering niet van toepassing.
  6. De BOR stelt nu 100% van de waarde in het economische verkeer van de onderneming bij voortzetting vrij tot een bedrag van € 1.205.871 per onderneming (dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Als de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. Vanaf 2025 wordt 100% van de waarde bij voortzetting tot een bedrag van € 1.500.000 vrijgesteld. Voor het meerdere geldt dan nog slechts een vrijstelling van 70%.
  7. Voorgesteld is om de BOR en DSR met ingang van 1 januari 2026 voornamelijk te beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal, zodat de regeling meer gericht wordt op familiebedrijven. De regelingen blijven wel van toepassing op preferente aandelen die zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsopvolging en op bepaalde verwaterde belangen.
  8. Versoepeling van de huidige bezits- en de voortzettingseis van de vijf jaar. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026.

Daarnaast wordt in het Belastingplan 2025 een voorstel uitgewerkt om misbruik van de BOR door middel van constructies aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het omzetten van niet-ondernemingsvermogen in ondernemingsvermogen met als enige doel het voordelig kunnen overdragen van dit vermogen. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen is 1 januari 2026.

VASTGOED

Beperking afschrijving gebouwen in de inkomstenbelasting (IB)

In de IB geldt nu nog voor ondernemers en resultaatgenieters een ruimere afschrijvingsmogelijkheid (50% WOZ-waarde), dan voor gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting (100% WOZ-waarde). Het kabinet wil dit onderscheid wegnemen door de bodemwaarde voor alle gebouwen vast te stellen op de WOZ-waarde.

Samenloopvrijstelling aandelentransacties

In de praktijk worden onroerende zaken regelmatig via een aandelentransactie overgedragen. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan daarbij in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting, terwijl bij de overdracht van aandelen ook geen omzetbelasting is verschuldigd. Als niet de aandelen van de vennootschap, maar de onroerende zaken zelf worden afgedragen, is bij toepassing van de samenloopvrijstelling ook geen overdrachtsbelasting verschuldigd, maar wel omzetbelasting. Als die omzetbelasting niet kan worden teruggevraagd (bijvoorbeeld bij woningbouw voor de eigen verhuur) dan is een aandelentransactie in voorkomende gevallen daarom voordeliger.

Het kabinet stelt voor om de samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2025 te wijzigen, zodat er in ieder geval 4% overdrachtsbelasting wordt geheven wanneer het:

  • nieuwe onroerende zaken voor de btw betreft;
  • die voor minder dan 90% btw-belast worden geëxploiteerd; of
  • dat zich dit binnen twee jaren na het moment van verkrijging voordoet.

Gezamenlijke aankoop eigen woning

Als partners besluiten om eerst gezamenlijk een eigen woning te kopen en daarna pas de woning van één van beide partners te verkopen, kan dit op grond van de huidige wetgeving ertoe leiden dat de aftrek van de (hypotheek)rente wordt beperkt. Voorgesteld wordt om de wet met terugwerkende kracht naar 1 januari 2022 aan te passen, zodat deze ongewenste renteaftrekbeperking wordt voorkomen.

Afschaffing vrijstelling schenkbelasting eigen woning

De verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt per 2024 geheel afgeschaft. In aanloop daartoe was deze vrijstelling van € 106.671 (2022) per 1 januari 2023 al verlaagd tot
€ 28.947.

Verhoging woningwaarde voor lage tarief overdrachtsbelasting eigen woning

De maximale woningwaarde waarvoor (onder voorwaarden) het lage tarief van de overdrachtsbelasting van 2% geldt wordt in 2024 verhoogd naar € 510.000.

PARTICULIEREN

Aanpassing tarieven en heffingskortingen inkomstenbelasting

De tarieven voor belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd in box 1 wijzigen als volgt:

Inkomen 2024Tarief Inkomen 2023Tarief
≤ € 75.62436,97% ≤ € 73.03136,93%
> € 75.62449,50% > € 73.03149,50%

De heffingskortingen voor belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd wijzigen als volgt:

 20242023
Algemene heffingskorting maximaal€ 3.374€ 3.070
Arbeidskorting maximaal€ 5.553€ 5.052
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal€ 2.961€ 2.694
Jonggehandicaptenkorting€ 902€ 820

Wijzigingen box 3

Het kabinet stelt een aantal wijzigingen voor box 3 voor:

  1. Verhoging tarief van 32% naar 34%. In 2025 zal het tarief in box 3 dan ongewijzigd blijven. Daarnaast stelt het kabinet voor om het heffingsvrij vermogen in box 3 niet te indexeren per 1 januari 2024, waardoor ook in 2024 een heffingsvrij vermogen van € 57.000 per persoon (€ 114.000 voor fiscale partners) geldt.
  2. Het kabinet stelt voor om lidmaatschapsrechten in een VvE en gelden op een derdenrekening met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 in de (lager belaste) categorie banktegoeden onder te brengen.
  3. Vanaf 1 januari 2023 geldt voor vorderingen een hoger forfaitair rendement (6,17%) dan voor schulden (voorlopig in 2023 2,46%). Hierdoor ontstaat bij onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen een hoger box 3-inkomen dan onder de regeling die tot 1 januari 2023 gold. Om dit te voorkomen stelt het kabinet voor om deze vorderingen en schulden met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 voor box 3 buiten beschouwing te laten

Een nieuw box 3 stelsel is uitgesteld tot 2027 in plaats van tot 2026.Als het werkelijke rendement uit sparen en beleggen lager is dan het forfaitaire rendement, adviseren wij om in bezwaar te gaan tegen de aanslag.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding

Een werkgever mag in 2023 aan zijn werknemers een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal € 0,21 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) toekennen. Deze maximale onbelaste vergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De verhoging geldt ook voor de inkomstenbelasting, zodat ondernemers en resultaatgenieters € 0,23 per kilometer in aftrek op hun resultaat mogen brengen voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel (auto, motor of fiets) rijden, waaronder het woon-werkverkeer.

Verlaging basishuur voor huurtoeslag

Vanaf 2024 vindt jaarlijks een verlaging plaats van de basishuur, nadat eerst een opslag heeft plaatsgevonden op grond van de Wet op de huurtoeslag. De basishuur is dat deel van de huur, die volledig voor rekening van de huurder blijft. De verlagingen zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Jaar202420252026202720282029 e.v.
Verlaging€ 34,67€ 34,09€ 33,52€ 32,94€ 32,36€ 31,79

Strengere eisen voor aftrek van giften in natura

Per 1 januari 2024 geldt voor alle giften in natura van € 10.000 of meer dat een taxatierapport noodzakelijk is om aftrek te krijgen. Dat geldt voor zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting.

ENERGIE & VERDUURZAMING

Blokverwarming en energiebelasting

Nadere wetswijzigingen zijn noodzakelijk om in de toekomst het tarief van de nieuwe eerste schijf gas te kunnen verlagen ten opzichte van het tarief van de nieuwe tweede schijf gas. Een belangrijke wijziging is de invoering van een forfaitaire teruggaveregeling voor blok-/stadsverwarming. Dit zorgt ervoor dat verbruikers achter een blok-/stadsverwarming niet meer energiebelasting betalen voor het verbruik in de nieuwe eerste schijf dan verbruikers met een individuele aansluiting.

Actualiseren duurzame warmtebronnen

Er is een voorstel om de lijst van duurzame warmtebronnen in de stadsverwarmingsregeling binnen de energiebelasting te actualiseren (per 1 januari 2025). Dit omvat toevoeging van installaties die voornamelijk aquathermie, lucht-water-warmtepompen, gasvormige biomassa of elektrische boilers gebruiken. Hierdoor verdwijnt het verschil in fiscale behandeling van vergelijkbare warmtebronnen. Daarmee wordt de keuze voor deze duurzame technieken niet gestuurd door de fiscaliteit, maar door welke techniek het meest geschikt is voor de situatie. Dit zal de doeltreffendheid en efficiëntie van de regeling verbeteren.

Beperken vrijstelling elektriciteitsopwekking

De energiebelasting kent een inputvrijstelling voor het gebruik van aardgas en elektriciteit voor het opwekken van elektriciteit. Deze vrijstelling wordt stapsgewijs beperkt. De outputvrijstelling voor elektriciteit wordt deels afgeschaft. Exploitanten van middelgrote installaties worden afwijkend behandeld, zodat zij niet verplicht belastingplichtig worden. De wijzigingen gaan in per 2025.

Industrie en energiebelasting

Per 1 januari 2025 zullen bepaalde vrijstellingen in de energiebelasting vervallen, namelijk voor metallurgische en mineralogische procedés. Door dit voorstel komt per 1 januari 2025 een voordeel op het gebruik van fossiele energie te vervallen voor o.a. de ijzer- en staalindustrie, de non-ferrometaalindustrie (o.a. productie van aluminium en zink), de metalen producten industrie en mineralogische industrie (o.a. productie van glas, tegels, bakstenen en kalkzandsteen). De vrijstelling blijft behouden voor de productie van waterstof door middel van elektrolyse.

Investeringsfaciliteiten

Om energie-investeringen en investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te stimuleren zijn er diverse investeringsfaciliteiten beschikbaar voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting. De energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen worden nu verlengd tot en met 31 december 2028. Het percentage van de EIA wordt daarbij wel verlaagd van 45,5% naar 40%, waardoor het wenselijk is om nog in 2023 gebruik te maken van de EIA.