12 maart 2024
|

Btw-bouwterrein bij gedeeltelijke sloop

Begin februari heeft de Hoge Raad 1 een overzicht gegeven welke stappen moeten worden doorlopen bij de vraag of sprake is van een btw-bouwterrein. Eerder deze maand is een uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gepubliceerd 2 , waarin het gerechtshof zich uitlaat over de feitelijke beoordeling die nodig is voor de stappen die de Hoge Raad schetst.

De Hoge Raad boog zich over een zaak waar op een verder onbebouwd perceel nog wel een 2,4 meter hoge muur van circa 100 meter lang en een fundering van circa 100 m2 stond. De vraag was of sprake is van een btw-bouwterrein of niet. In de uitspraak geeft de Hoge Raad aan dat hiervoor achtereenvolgens de volgende vragen moeten worden beantwoord:

  1. Kwalificeren de aanwezige opstallen als bebouwing c.q. gebouw in de zin van de btw?
  2. Kwalificeert het onbebouwde deel van het perceel als bijbehorend terrein van de aanwezige bebouwing?
  3. Moet de bebouwing als geheel in relatie tot de onbebouwde grond worden aangemerkt als verwaarloosbaar? Anders wordt de prestatie gesplitst in een btw-belast deel en een btw-vrijgesteld deel.

Ad 1
In het onderhavige geval kan de Hoge Raad zich vinden in het feitelijke oordeel van het gerechtshof dat de muur kwalificeert als bebouwing voor de btw. De Hoge Raad voert slechts een beperkte toetsing uit, waarbij zij beoordeelt of het feitelijke oordeel van het gerechtshof een redelijke uitleg van het begrip is.

Ad 2
De Hoge Raad overweegt dat sprake is van erbij behorend terrein als het onbebouwde deel naar maatschappelijke opvattingen behoort bij de bebouwing c.q. daaraan dienstbaar is. De Hoge Raad komt zonder verdere toelichting tot de conclusie dat daarvan geen sprake is op basis van de vastgestelde feiten. In het onderhavige geval met een muur als enige bebouwing, lijkt een toelichting ook niet nodig.

Ad 3
De Hoge Raad oordeelt dat de omvang van de muur ten opzichte van de omvang van het totale terrein verwaarloosbaar is en dus sprake is van een btw-bouwterrein. Bij de beoordeling is uiteraard niet alleen de omvang van de muur relevant, maar ook de oppervlakte van het perceel. In de uitspraak van de Hoge Raad is echter niet vermeld wat de totale oppervlakte van het perceel is. Wel is in de eerdere uitspraak van het gerechtshof opgenomen dat op het perceel voorheen een fabrieksgebouw was gelegen en de intentie bestond om op het onderhavige perceel twaalf eengezinswoningen te realiseren. Het perceel zal dan ook van aanzienlijke oppervlakte zijn geweest.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden komt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad, in de andere zaak tot de conclusie dat een betonnen plaat en riolering die 13% van de oppervlakte van het perceel beslaan, verwaarloosbaar zijn. Daarbij overweegt het gerechtshof dat de funderingsrestanten en riolering gemakkelijk te verwijderen zijn.

Hoewel de uitspraak van de Hoge Raad geen nieuwe wending in de jurisprudentie betekent, geeft het wel een duidelijk overzicht van de relevante vragen. Tezamen met de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onderstreept het de noodzaak om bewust te zijn van de fiscale gevolgen van (gedeeltelijke) sloop.

Dudok helpt u graag bij de fiscale beoordeling of sprake is van een bouwterrein bij de levering van een grondperceel met of zonder bebouwing.

  1. HR 9 februari 2024, nr. 21/02407, ECLI:NL:HR:2024:216 ↩︎
  2. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2024, nr. 21/1700, ECLI:NL:GHARL:2024:1283. ↩︎

Als gevolg van nieuwe jurisprudentie en wetswijzigingen kan het voorgaande op het moment van lezen achterhaald zijn. Wij adviseren dat u zich ook altijd laat informeren over de actuele stand van de jurisprudentie en wetgeving, graag staan wij u hierin bij.