Een ondernemer die btw-belaste en btw-vrijgestelde activiteiten verricht met (on)roerende zaken kan de btw op de aanschaf daarvan deels terugvragen. Het gebruik van bijvoorbeeld gemengd verhuurde panden dient dan meerdere jaren te worden bijgehouden om te bepalen of niet te veel of te weinig btw is teruggevraagd. Op dit moment ligt er een voorstel om deze regeling uit te breiden tot andere investeringen in deze (on)roerende zaken.
Herzieningstermijn voor ‘kostbare diensten’
Voor onroerende zaken en roerende zaken waarop kan worden afgeschreven wordt de aftrek van btw op de aanschafkosten in het jaar van ingebruikname bepaald, waarna de volgende negen respectievelijk vier jaren wordt gekeken of deze aftrek nog gecorrigeerd moet worden. Als een onroerende zaak echter bijvoorbeeld wordt verbouwd wordt het recht op aftrek van de btw op de kosten daarvan alleen bepaald in het jaar van ingebruikname. Deze benadering kan gunstig zijn als in dat jaar btw-belast gebruik plaatsvindt, of ongunstig als in dat jaar btw-vrijgesteld gebruik plaatsvindt.
Het Ministerie van Financiën is voornemens om ook de aftrek van btw op zogenaamde ‘kostbare diensten’, zoals een verbouwing, ten aanzien van (on)roerende zaken negen of vier jaar na de ingebruikname te volgen. Het gaat daarbij om investeringen in (on)roerende zaken die niet als aanschafkosten gelden.
Uit de toelichting op het voorstel blijkt dat met name wordt gedoeld op kostbare investeringen. In de uitwerking van de regeling komt dit aspect echter niet naar voren; de regeling geldt voor praktisch iedere investering waarop kan worden afgeschreven, ook als deze (relatief) klein is. Voor iedere investering gaat een eigen termijn lopen waarbinnen deze voor de btw moet worden gevolgd.
Deze nieuwe regeling kan leiden tot nadelige situaties. De verbouwing van een btw-belast verhuurd kantoorpand kan een ‘kostbare dienst’ vormen waarvoor een eigen, nieuwe herzieningstermijn gaat lopen. Wordt het pand vrijgesteld van omzetbelasting geleverd binnen deze herzieningstermijn, dan zal een deel van de afgetrokken btw op de verbouwing weer verschuldigd worden. Opteren voor een btw-belaste levering van het gehele pand zou dit kunnen voorkomen, maar dit kan weer andere (grotere) nadelen met zich meebrengen.
Bij het voorstel is opgemerkt dat geen overgangsregeling van toepassing zal zijn. Dit roept de vraag op of dit kan leiden tot het alsnog verschuldigd worden van btw op investeringen die al jaren geleden zijn gedaan.
Het voorstel is nog niet definitief. Naar aanleiding van de gehouden internetconsultatie kan de regeling nog wijzigingen ondergaan.
Gevolgen voor de praktijk
Voor ondernemers met zowel btw-belaste als –vrijgestelde activiteiten leidt deze nieuwe regeling tot extra administratieve lasten. De regeling kan zowel voordelig als nadelig uitpakken. Bij transacties met (on)roerende zaken waar ‘kostbare diensten’ onderdeel van uitmaken is extra alertheid geboden om ongewenste btw-gevolgen te voorkomen. Daarnaast kan invoering van de regeling gevolgen hebben voor investeringen gedaan in het verleden.
Mogelijk wordt de huidige voorgestelde regeling nog nader uitgewerkt of aangepast. Op basis van de huidige planning zou de nieuwe regeling per 1 januari 2018 ingaan.
Graag zijn wij u van dienst bij eventuele vragen over de voorgestelde wijziging.
Note: Als gevolg van nieuwe jurisprudentie en wetswijzigingen kan het voorgaande op het moment van lezen achterhaald zijn. Wij adviseren dat u zich ook altijd laat informeren over de actuele stand van de jurisprudentie en wetgeving, graag staan wij u hierin bij.